Door de energietransitie staan we aan het begin van de grootste verbouwing ooit in Nederland. We gaan van het gas af. Dat betekent dat we voor 2050 al onze acht miljoen huizen op een andere manier gaan verwarmen. En we gaan anders koken. Een monsterklus waar we iedereen bij nodig hebben. Het goede nieuws? We hebben het eerder gedaan. In de jaren ’60 werden we allemaal juist aangesloten op het gasnet. Ik neem je mee terug de tijd in om te kijken hoe die energietransitie toen verliep.
Als ik lees over die tijd valt me voornamelijk de snelheid en ogenschijnlijke eenvoud op. In 1959 werd in Slochteren de gasbel ontdekt op een bietenakker. In 1963 werd de Nederlandse Gasunie opgericht. En in de vijf jaren die daarop volgden, werd 6.000 km aan gasleiding kriskras door het land gelegd, duizenden gasfitters werden opgeleid en vijf miljoen kook- en verwarmingstoestellen omgebouwd. Eind 1968 werd als laatste Egmond aan Zee aangesloten op gas.
Waren mensen toen niet sceptisch? Of, wat ik me best kan voorstellen, bang zelfs? Je kreeg immers een vreemd gas je huis binnen! Hoe normaal gas voor ons nu ook is, toen was het voor veel mensen nieuw en onbekend. Toch kreeg de overheid de gastransitie binnen tien jaar voor elkaar, terwijl we er nu drie decennia voor uittrekken. Waarom kon het toen zoveel sneller?
Terug naar het begin: steenkool
Voordat we aangesloten werden op aardgas, hadden mensen in enkele grote steden al stadsgas. Een goedje dat werd gemaakt in plaatselijke gasfabrieken door steenkool te verhitten. Het stadsgas werd gebruikt voor verlichting, en later om op te koken. Mensen buiten de steden kookten op elektrische kooktoestellen. Of op kolenkachels, die we ook gebruikten voor de verwarming van onze huizen. De kachels stonden vaak maar in één of enkele kamers. Dagelijks moest de kolenkit worden volgeschept met kolen uit het kolenhok. Zwaar en vies werk. En langzaam kwam het besef dat de steenkolenvoorraad eindig was.
Hoe kernenergie zorgde voor de snelle verkoop van aardgas
Er gloorde hoop op een nieuwe energiebron vanuit het buitenland: onderzoeken om met kernenergie elektriciteit te maken bleken veilig én rendabel. Ook in Nederland werden daarom plannen gemaakt voor een kerncentrale. En toen, ontdekte de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) de gasbel in Slochteren. Het idee was om dat aardgas voor een goede prijs te verkopen. Zo lang het nog kon, want de verwachte komst van kernenergie zou dat gas wel eens waardeloos kunnen maken. De mouwen omhoog en aan de slag, was dus de gedachte.
De boer op voor de energietransitie
In 1963 richtte de overheid de Nederlandse Gasunie op om het gas uit Slochteren te verkopen. Een megaklus. Om te beginnen werkte Gasunie aan een landelijk hoofdnet van 450 kilometer. Van Groningen naar Limburg moesten vijf rivieren worden doorkruist. En het lukt, want op 2 december 1964 komt er gas in Geleen uit de leiding! Daarna breidde Gasunie bestaande regionale stadsgasnetten uit zodat ze gekoppeld konden worden aan het hoofdnet. En bouwden ze ook bestaande kooktoestellen bij mensen thuis om. Vele buitenlandse aannemers en arbeidskrachten werden ingehuurd om de klus te klaren. Je kunt je voorstellen dat de leidingen vaak onder boerenland gelegd moesten worden. Met voorlichting in een lokaal café en een ruime vergoeding weigerden boeren amper. De doelen waren van meet af aan voor iedereen duidelijk: Nederland binnen acht jaar omschakelen.
Kees de gashond op excursie
Het eenmaal aangelegde gasnet in de gaten houden, eventuele lekken opsporen en repareren kostte al snel vele onderhoudsuren. Een plaatselijk gasbedrijf uit Utrecht had daar een creatieve én lucratieve oplossing voor: Kees de gashond. Met zijn sterk ontwikkelde reukorgaan werd de hond na een training ingezet om aardgaslekken op te sporen. Ze leerden hem te blaffen als hij gas rook. Dat scheelde al gauw heel wat geld. Hij is zelfs op werkexcursie naar Denemarken gestuurd!
Hoeveel vraag je eigenlijk voor een nieuwe energiebron?
Tja, dat was in het begin een belangrijke vraag. En het antwoord was nog best ingewikkeld. Aan de ene kant wilde de overheid niet dat het voor burgers duurder zou worden dan de kolen die ze gewend waren (en die waren niet erg duur…). Maar aan de andere kant wilde ze ook een goede exportprijs zodat Nederland eraan kon verdienen. De overheid besloot tot lage verbruikskosten voor burgers. En misschien nog wel belangrijker: dezelfde tarieven voor iedereen in het hele land. Ook kregen gemeenten geld om als subsidie uit te delen aan burgers die hun apparaten wilden laten ombouwen naar aardgas. Maar, al met al bleken de kosten geen doorslaggevende factor in deze transitie.
Gezellige mensen stoken kolen
So far so good: de gasnetten lagen, de samenwerking met gemeentelijke gasbedrijven was georganiseerd, subsidiepotten gevuld. De propagandamachine kon aangezet worden. Aardgas werd aangeprezen als goedkoop, veilig en vooral: modern. Maar daar gingen de kolenbedrijven, bang om klanten te verliezen, in het begin natuurlijk tegenin. Ze bedachtten prachtige slogans als “Gezellige mensen stoken kolen”. Ook maakten ze vaak gebruik van katten in reclames. Als symbool voor een andere en in hun ogen fijnere ‘gevoelswarmte’ dan warmte van de centrale verwarming.
De verleiding van huisvrouwen
De overheid zette actief in op het verleiden van mensen midden jaren ‘60. Met reclamecampagnes voornamelijk gericht op huisvrouwen. Moderne huisvrouwen wel te verstaan. Want die houden hun kinderen warm met centrale verwarming en die koken op gas. Schoon en veilig. Een duidelijke belofte over comfort. En zeg nou zelf, wie wil nu niet bij dat plaatje horen? Kolenscheppen werd op die manier al snel heel erg 1963…. Maar het bleef niet bij reclame. De overheid deelde gratis sudderplaatjes uit aan huisvrouwen, je kon je opgeven voor gratis kookcursussen op gas, monteurs kwamen je apparaten ombouwen en er belden adviseurs aan om je te helpen. Een niet te stoppen beweging kwam nu echt op gang. De energietransitie naar aardgas was binnen tien jaar een uniek feit.
Terug naar vandaag de dag anno 2022
We kunnen wel stellen dat er veel verschillen tussen de jaren ’60 en nu te vinden zijn. Een centraal door de overheid uitgerolde gastransitie met voordelen die destijds voor iedereen gelijk, zichtbaar én groot waren. En naast de omschakeling naar aardgas was de inzet toen om mensen méér energie te laten verbruiken. Zet dat tegenover een energiegransitie anno 2022 waar het doel omgekeerd is: energie besparen. Bovendien is er nu niet één nieuwe energiebron waar we met z’n allen naar moeten overstappen, zoals gas, maar zijn er meerder alternatieven. Dat regelen we dit keer niet via één centrale overheid, maar met lokale aanpak op maat. Op zoek naar ons eigen nieuwe comfort, waar we allemaal ons eigen (financiële) steentje aan bijdragen. En natuurlijk hebben we ook allemaal een mening over wat de beste oplossing is. Voor het klimaat én voor onze portemonnee.
Ondanks de vele verschillen kunnen we ook leren van de aanpak in de jaren ‘60. Het stemt mij in ieder geval hoopvol dat we zo’n grote verbouwing van ons land al eens eerder met groot succes volbracht hebben!
Monique Schoofs/ 2 maart 2022 /hetkanwel.nl